Van Koude Oorlog naar vredesoperaties, een trotse veteraan.
Het was de tijd van de Koude Oorlog toen ik mijn loopbaan als beroepsmilitair begon. Met volle overtuiging en overgave deed ik mee met alle kleine en grote oefeningen in Nederland en Duitsland in het kader van de afschrikking van de Sovjet-Unie. In 1982 werd ik aangewezen voor uitzending naar Libanon. Daar waren we bezig met nachtelijke operaties om PLO-infiltraties te stoppen, in juni werden we overvallen door de (eerste) Israëlische invasie in Zuid- Libanon; daarna humanitaire hulp verlenen en de plaatselijke bevolking en vluchtelingen ondersteunen. Na deze uitzending weer terug naar het Eerste NL Legerkorps dat toen nog bestond en weer trouw de Koude Oorlog-oefeningen doen. Maar voor mij voelden die nu meer als spielerei, het was niet ‘echt’ zoals in Libanon. Sindsdien heb ik bij voorkeur functies vervuld, nationaal en internationaal, die te maken hadden met vredesoperaties.
Tussendoor ben ik ook nog zelf een paar keer op uitzending geweest. In 1995 naar voormalig Joegoslavië op een strategische functie. De veiligheidssituatie in Bosnië ging steeds verder achteruit, eindigend in juli 1995 in de val van Srebrenica en de genocide op duizenden moslimmannen. Tijdens operatie Storm in augustus 1995 verdreef het Kroatische leger de Servische minderheden uit Kroatië. Ik heb de vluchtelingenstromen en alle ellende van dien gezien. Om de overdracht van de missie van de VN naar de NAVO, van UNPROFOR naar IFOR, te begeleiden werd mijn uitzending van een half jaar met nog een aantal maanden verlengd. Na terugkeer in NL vrijwel direct doorgereisd naar mijn volgende plaatsing bij de VN in New York. Ik kon toen niet weten dat jaren later ik hier voor de tweede keer zou worden geplaatst alweer direct na een uitzending.
Tijdens mijn NAVO-missies in Irak (2005) en Afghanistan (2007/2008) was ik mentor en trainer van respectievelijk een Iraaks hoofdkwartier en de Afghaanse brigade in Uruzgan. Ik heb toen ervaren dat we ondanks enorme cultuurverschillen ook goed met elkaar kunnen samenwerken en erg veel van elkaar kunnen leren. Daarnaast heb ik het belang ingezien van het uitrusten en opleiden van nationale legers, niet alleen in het kader van de wederopbouw van hun eigen land, maar ook als deel van onze exit-strategie. Bij deze missies was het dreigings-en geweldsniveau aanzienlijk hoger dan die bij de VN-missies. Meerdere Iraakse en Afghaanse militairen uit ‘mijn’ eenheid zijn omgekomen. Het was een wonder dat er geen Nederlandse slachtoffers in mijn training teams zijn gevallen.
Tijdens mijn uitzendingen en internationale plaatsingen heb ik gewerkt met militairen uit vrijwel de hele wereld. Ondanks de -terechte- kritiek op onze eigen krijgsmacht, onvoldoende financiële, personele en materiële middelen, bureaucratie, inflexibiliteit, etc, ben ik blij dat ik heb mogen dienen in een krijgsmacht als de onze. En om deze constatering door te trekken, in de landen van uitzending, maar ook andere waar ik op bezoek ben geweest zoals Ethiopië, Rwanda, (Zuid) Soedan en DRC Congo heb ik samenlevingen gezien waar de meest basale zaken veelal niet aanwezig zijn, geen dak boven je hoofd, geen dagelijks eten, geen persoonlijke veiligheid voor jezelf en familieleden, geen scholen, geen basisgezondheidszorg, enz. Vergelijk dat maar eens met ons eigen land. In de zee van activiteiten die nodig zijn om deze landen beter en veiliger te maken is mijn bijdrage misschien niet meer geweest dan een druppel, maar wel een druppel om trots op te zijn.